Wormen zijn de meest voorkomende inwendige parasieten bij honden.
Je kunt de wormen in twee grote orden verdelen: de platte wormen waarvan de lintworm (de cestoda) de bekendste is en de ronde wormen (de Nematoda) waartoe de spoelwormen, de haak- of mijnwormen en de hartworm behoren.
Spoelwormen
Spoelwormen zijn lange melkwitte slierten die lijken op spaghetti. Een vrouwtje legt per dag enkele honderdduizenden eitjes met een totaal van ruim 80 miljoen! Ze bevinden zich vooral in de tweede helft van de dunne darm. Soms verplaatsen ze zich. Ze kunnen gevaarlijk zijn als ze de galbuizen verstoppen door hun aanwezigheid. Soms komen de wormen met de ontlasting of met braaksel naar buiten. De eieren komen met de ontlasting naar buiten en rijpen buiten verder. De eitjes worden door de hond opgenomen door het eten van besmette prooidieren, door het eten van ontlasting of als de hond ergens ingerold heeft en zich later gaat wassen. In de darmen komen de larven tevoorschijn.
Er zijn twee soorten spoelwormen: de Toxascaris Leonina waarvan de larven holletjes maken in de darmwand en daar blijven zitten. Zij vervellen een aantal keren tot ze volwassen zijn geworden waarna ze zich kunnen voortplanten.
De Toxocara Canis larven doorboren de darmwand en beginnen een trektocht door het lichaam. Via de poortader komen ze in de lever en vandaar gaan ze via het bloed naar de longen. In de longen doorboren ze het longweefsel en kruipen dan in de luchtpijp omhoog. De hond slikt de larven opnieuw in en zo komen ze opnieuw in de darmen waar de larve uitgroeit tot een volwassen worm die weer eitjes gaat produceren. Een hond is nooit vrij van spoelwormen! Toch komen bij volwassen honden niet vaak spoelwormen voor omdat het lichaam in staat is om afweerstoffen te produceren die de larve remt in zijn groei naar volwassenheid. De larven blijven tijdens hun trektocht door het lichaam steken en kapselen zich in. Bij drachtige teven daalt in de loop van de zesde week de afweer en kunnen de larven dus hun trektocht voort zetten. Een enkeling zal alsnog via de longen en de luchtpijp in het maagdarmkanaal komen maar het grootste deel trekt via de placenta naar de foetus. Daar kapselen ze zich nog even in maar direct na de geboorte groeien ze door en als de pup ongeveer drie weken is produceren de dan volwassen spoelwormen de eerste eieren. Daarom moeten pups op die leeftijd voor het eerst ontwormd worden.
Een besmetting met spoelwormen kan gevaarlijk zijn voor kleine kinderen. Zij kunnen gemakkelijk de eitjes opnemen. De larve kapselt zich vooral in in de lever en komt niet verder in ontwikkeling. Zij kunnen zich echter ook in het netvlies inkapselen waardoor blindheid kan ontstaan. De hond kan bij ernstige wormbesmetting bloedarmoede oplopen waardoor hij lusteloos wordt. Ook een wisselende eetlust kan een symptoom zijn dat er sprake is van een spoelworminfectie.
Spoelwormen kunnen eenvoudig bestreden worden met wormmiddelen. Een hond kan een natuurlijke immuniteit opbouwen tegen spoelwormen maar het is desalniettemin goed om minimaal 4 keer per jaar te ontwormen. Bij teven is het goed om dat direct naar de loopse periode te doen.
Een drachtige teef hoeft niet ontwormd te worden. Er blijven toch wel wormen achter in haar lichaam en de pups worden toch wel besmet, ondanks ontwormen tijdens de dracht. De moederhond en de pups worden met twee weken, vier weken, zes weken en acht weken ontwormd. De nieuwe baasjes moeten de pup elke maand ontwormen tot de hond een half jaar is en daarna volgens schema 4 keer per jaar. Vrijwel alle wormmiddelen bestrijden de spoelwormen.
Lintwormen
Er zijn verschillende soorten lintwormen die allen een specifieke “tussengastheer” hebben. De meest voorkomende bij de hond is de Dipylidium caninum die als tussengastheer de vlo heeft.
Een lintworm heeft een kop met daarachter veel segmenten, ook wel geledingen genoemd. De lintworm is tweeslachtig en kan zichzelf dus bevruchten. De ei productie is ettelijke tientallen miljoenen groot. De oudste segmenten zijn bijna geheel gevuld met rijpe eitjes. Deze segmenten laten los en worden met de ontlasting uitgedreven. Ze drogen onder invloed van lucht uit en barsten dan open waardoor de eitjes ver in het rond slingeren. De eitjes worden opgenomen door een tussengastheer, zoals bijvoorbeeld een vlo, haas, konijn enzovoort, afhankelijk van welk beest de tussengastheer is. In de maag van de tussengastheer komt uit het ei een larfje tevoorschijn, dat zich met behulp van scherpe haakjes door de darmwand boort en zich verplaatst naar de spieren, de lever, de longen of andere organen. Ter plekke aangekomen kapselt het larfje zich in en groeit uit tot een zogenaamde blaasworm. In deze blaas ontwikkelt de larve zich verder tot jonge lintworm.
Wanneer de hond de blaasworm binnenkrijgt, door het opeten van een vlo of het opeten van slachtafval van andere tussengastheren, komt de lintworm uit zijn blaas. De jonge lintworm bestaat alleen nog maar uit een kop maar als snel komen de eerste segmenten, tot de uiteindelijke lengte wordt bereikt. Met de kop boort de lintworm zich vast in de darmwand van de gastheer, de hond.
Tegen lintworm bouwt de hond geen afweerstoffen op en dus moet men ontwormen met wormmiddelen.
Let wel, niet alle wormmiddelen zijn effectief tegen lintworm! Mansonil kauwtabletten en Exil No Worm plus, een middel speciaal voor jonge dieren werken niet tegen lintworm.
Een lintwormbesmetting is niet altijd zichtbaar. Soms schuurt de hond met zijn achterste over de grond, het zogenaamde “sleetje rijden”. Soms komt het voor dat er levende wormen in de vacht zitten en soms zie je de wormen in de ontlasting in de vorm van rijstkorreltjes.
Als de hond besmet is met lintwormen dien je ook tegen vlooien te behandelen. Zowel de hond als de omgeving moeten met speciale vlooienmiddelen vlovrij gemaakt worden. Doe je dat niet dan heeft het behandelen tegen lintworm weinig zin omdat de hond gemakkelijk opnieuw geïnfecteerd kan raken door met lintworm besmette vlooien op te eten.
Haak- of mijnworm
Haakwormen leven in de darmen van de hond. Ze kunnen ongeveer 3-4 cm lang worden en zijn heel dun waardoor ze bijna niet waar te nemen zijn. Eén uiteinde van de haakworm is voorzien van bek met kleine tandjes. Hierdoor wordt een bloedvat in de darmen doorboord en kan de haakworm continue bloed opnemen. De larve van de haakworm is heel klein en kan eenvoudig door de placenta heen dringen waarna ze zich in de longen van de ongeboren pup nestelen. Na de geboorte worden de haakwormen opgehoest en vervolgens doorgeslikt. In de darmen ontwikkelen ze zich vervolgens tot een volwassen haakworm, gaan bloed zuigen en leggen eieren.
Een volwassen hond kan besmet worden door het inslikken van een haakworm larve. Larven komen voor in het gras en in de grond. Een haakworm legt eitjes in de darmen van het huisdier. De eitjes komen met de ontlasting in de natuur terecht.
Onder gunstige omstandigheden (vochtigheid en warmte) komen de eitjes binnen de 12 tot 18 uur uit. De larven kunnen langdurig overleven in de grond. Meestal bevinden ze zich in enigszins vochtige grond.
Bij een haakworminfectie kan de hond weinig eetlust hebben, zwarte of bloederige diarree, bleke slijmvliezen, bloedarmoede, gewichtsverlies, buikpijn, slechte vachtconditie.
De meeste wormmiddelen pakken ook de haakworm aan.
Hartwormen
Hartwormen vertoeven in de bloedvaten en hebben in het hart een voorkeur voor de rechter kamer. In Nederland komen deze wormen nog niet voor omdat ze veroorzaakt wordt door bloedzuigende muskieten die in ons land niet voorkomen. Toch kan het wel omdat er steeds vaker honden vanuit warmere landen geïmporteerd worden die wel besmet kunnen zijn.
Volwassen wormen bevinden zich in de slagaders van de longen en bij zware infecties ook in het hart zelf.
Soms kunnen ze doordringen in de grote holle lichaamsader. De vrouwelijke wormen produceren larfjes die in het bloed gaan circuleren en daar wel twee en een halfjaar in leven kunnen blijven.
Wanneer een muskiet bloed zuigt kunnen de larfjes in dit insect terechtkomen en zich binnen twee tot drie weken ontwikkelen tot een larve waarmee weer een ander dier, de gastheer, besmet kan worden via de steeksnuit tijdens een volgende bloedmaaltijd. In het nieuwe slachtoffer ontwikkelt de larve zich onder de huid en in de spieren binnen enkele maanden tot jonge wormen die zich naar de bloedbaan toe bewegen om zo naar de longen en het hart vervoerd te worden. De wormen kunnen wel vijf tot zeven jaar in leven blijven.
Er treden klachten op doordat de wormen beschadigingen veroorzaken aan de wand van het hart en de grote longslagaders. Hierdoor kan er vocht ontstaan in de longen en vergroting van het hart met uiteindelijk tekortschieten van de hartfunctie.
De ziekte begint sluimerend.
Het uithoudingsvermogen vermindert en er wordt een keertje gehoest. Later treden er ernstigere klachten op, zoals gewichtsverlies, leververgroting, vocht in de buikholte en ademhalingsproblemen.
Bloedarmoede kan het gevolg zijn van beschadiging van rode bloedcellen en nierbeschadiging.
In sommige gevallen kan het dier zonder voorafgaande verschijnselen in shock raken doordat wormen de grote holle ader bereiken en het hart plotseling tekort gaat schieten in de pompfunctie. In dat geval spreken we van een acuut ziektebeeld.
Het is aan te raden om preventief te behandelen als de hond mee gaat op vakantie naar landen in het zuiden van Europa.
Als een hartwormbesmetting wordt gediagnosticeerd is de hond uitsluitend te behandelen door een dierenarts maar het is de vraag of het nog goed komt.